In het gelukkigste dorp van Nederland is alles keurig geregeld. De heggen zijn gesnoeid, de papiercontainer staat op dinsdagochtend netjes buiten — in de juiste richting — en het buurtfeest wordt ruim op tijd afgestemd in de WhatsApp-groep. De rollen zijn verdeeld: Jaap Jan maakt zijn koude erwtenpasta, Moniek het chocoladedessert; drank moet je altijd zelf meenemen. De schijn van harmonie is verleidelijk, maar vergis je niet: dit is geen geluk. Dit is anesthesie — geserveerd met koffie en een plak kruidenkoek. Achter de glimmende stoeptegels schuilt de tragiek van een samenleving die haar dromers offerde aan haar boekhouders. Michel Houellebecq wist het al: Nederland is geen land. Het is een grootschalige keukentafelvergadering, en Franz Kafka zou er vandaag de notulen nemen – voor de zekerheid. Alles werkt in Nederland — maar leeft er nog iets? Laten we er de kwartaalcijfers bijnemen.
Nederlanders zijn trots op hun handelsmentaliteit. Van VOC-schepen tot Bol.com-busjes: het koninkrijk verdient nog steeds grof geld met efficiëntie, globalisering en een nationale passie voor poen. Wat begon als handel in kruiden en mensen, is uitgegroeid tot een ideologie waarin zelfs de ziel tegen marktprijs wordt verpatst. Alles is te koop. Arbeid, aandacht, authenticiteit — aangeboden via LinkedIn, verkocht door Randstad. Hier wordt voor een half saucijzenbroodje zonder gêne een Tikkie gestuurd. Volgens Voltaire zouden Nederlanders zelfs lucht en water verhandelen. Het dagtarief voor parkeren in Hoog Catharijne bewijst dat hij er niet ver naast zat.
Toch draait niet alles om centen. René Descartes vond in Nederland ooit zijn veilige haven voor het vrije denken. Tegenwoordig zou hij waarschijnlijk niet veel verder komen dan een Museumkaart en een abonnement op De Correspondent. De Nederlander leeft in een klein, en toch verzekerd comfort – een doorzonwoning, de DigID-app op zijn mobiele telefoon en een ruime inboedelverzekering. Van geboortekaartje tot crematiepolis: alles moet goed geregeld zijn. Zo hoeft niemand zich af te vragen wat het betekent om te leven, als de pensioenen maar jaarlijks geïndexeerd worden. Zelfs Jean-Paul Sartre had hier weinig tegenin te brengen: hij vond het Nederlandse land zo steriel, dat zelfs zijn existentialisme er depressief van werd.
Ook eerder was er al irritatie. In de achttiende eeuw ergerde Belle van Zuylen zich al aan de bekrompenheid van haar landgenoten. Ze vond het Nederlandse denken lui en middelmatig. De laaglandelijke burgerlijkheid is dan ook geen levensstijl, maar slechts een karige functieomschrijving: stabiliteit boven passie, redelijkheid boven rebellie. Het calvinisme zit diep: spaarzaamheid geldt als deugd, emotie als risico – slechts weinig Nederlanders wagen zich eraan. Kunst mag, zolang ze gesubsidieerd is en niet te veel lawaai maakt. Wat doorgaat voor Hollandsche vrijheid is vaak niets meer dan de mogelijkheid om tussen twee zorgverzekeraars te kiezen. Er rest slechts een bestaan vol grijstinten, zonder hartstocht. Men functioneert hier netjes, als een prachtig ingevuld belastingformulier.
De Hollandse burger leeft niet in opstand, maar in een vredige, permanente onderhandeling met bureaucratische systemen. Zelfs het sporadische protest is geïnstitutionaliseerd: het moet worden aangemeld, verzekerd en uitgevoerd tussen 14:00 en 16:00, bij voorkeur zonder versterkte muziek. Zelfs de revolutionair moet zich eerst registreren. Klagen doet de Nederlander echter niet. Hij belt de Belastingdienst, die zelf wél e-mails stuurt, maar ze niet wil ontvangen en luistert vervolgens drie kwartier gedwee naar een vrouwenstem die meldt dat ‘het drukker is dan normaal’. Kafka’s absurditeit was bedoeld als literair concept, in Nederland is dit genormaliseerde beleidspraktijk geworden. Het systeem is niet kapot — het is gebouwd zonder uitgang.
De woningmarkt is nog zo’n casestudy in bureaucratische verstikking: je kunt in Nederland twintig keer naast een huurwoning grijpen omdat je één inkomensstrook mist, terwijl het verhuuralgoritme vrolijk verder sorteert. Geen strookje, geen plekje. Wie een eenvoudig verzoek indient bij de gemeente, vult vijf formulieren in, voegt een VOG toe en wacht tot iemand zich enkele maanden later genoodzaakt voelt om ‘een dossier aan te maken’. Zelfs afwijken verloopt via de afwijk-procedure. En die luidt: opflikkeren en desnoods sterven in de goot. Dat is dan jouw probleem — had je je documenten maar moeten downloaden.
Deze wrange paradox lijkt vooral zichtbaar voor de buitenstaander. Nederlanders verklaren zichzelf gelukkig — omdat alles hier zo goed werkt. Wat functioneert, is niet de mens, maar een systeem vol haperingen, foutmeldingen en bureaucratische time-loops. De mens wordt gereduceerd tot functie: een BSN-nummer, weggeschreven in een landschap van formulieren. Creativiteit, woede, vreugde — ze worden gereguleerd, gestructureerd, ondertekend in drievoud. Nederland is geen dictatuur, maar erger: een land waar niemand verantwoordelijkheid draagt, maar waar iedereen gehoorzaam de regels volgt én handhaaft. Franz Kafka zou zich hier thuis voelen — niet ondanks de zogenaamde efficiëntie, maar omdat die efficiëntie menselijkheid systematisch tot een te bedwingen obstakel maakt. In Nederland worden systemen die het individu opslokken gebruiksgemak genoemd. Hoe lang zal men tevreden blijven met zulk kleurloos bestaan zonder dromen?
"Wat begon als handel in kruiden en mensen, is uitgegroeid tot een ideologie waarin zelfs de ziel tegen marktprijs wordt verpatst."
Wat een mepzin. ✊
Zo blij dat ik kunstenaar ben 🙏❤️